actueel nieuws terug klik om pagina af te drukken

 

Het Financieele Dagblad: 12 februari 2003

 

Zekerheid bieden blijft de essentie

Hans van Ommen (52), directeur-eigenaar van Eurolloyd Verzekeringen, schuwt de confrontatie niet. Met tomeloze ijver zet hij zich in voor een nieuw realisme in de verzekeringsindustrie. 'Als het aandachtspunt voor bepaalde risico's niet verschuift van volledige en onbeperkte schadeloosstelling naar een van te voren gelimiteerde schadevergoeding, zullen steeds meer risico's onverzekerbaar worden'

Hans van Ommen : 'Het is voor de gedupeerde niet interessant of hij schade ondervindt van een terroristische aanslag of van een actie van Greenpeace.'

AMSTERDAM - De wat statische ontvangstkamer is in strijd met het kwajongensachtige elan van de heer des huizes. Hans van Ommen, de zevende telg op rij die het uit 1835 daterende familie-assurantiebedrijf Eurolloyd bestiert, praat met de snelheid van het licht. Staccato stipt hij de feiten en knelpunten aan in de branche, die al een leven lang synoniem is voor zijn existentie.

Hoewel hij zijn gezinsleven met vrouw, twee dochters en een zoon als het belangrijkste in zijn leven typeert, denken de laatsten daar wel eens anders over: Van Ommen steekt minimaal zestig uur in de week in zijn bedrijf Lugt Sobbe dat hij oktober vorig jaar omdoopte in Eurolloyd. De naam verwijst naar de korte periode na de Eerste Wereldoorlog, waarin Lugt Sobbe een verzekeringsmaatschappij onder die naam exploiteerde omdat de oorlog buitenlandse maatschappijen financieel had uitgehold.
Vooral wanneer het weer er niet naar is om uit te varen in het in eigen beheer ontworpen en gebouwde zeilschip Pesca d'Or, zet Van Ommen zich ook in het weekeinde aan de productvernieuwing die hij voor het functioneren van de branche cruciaal acht. In de loop der jaren heeft hij zich ontwikkeld als 'enfant terrible' binnen de verzekeringsindustrie, waar nieuwlichterij met enige argwaan wordt gadegeslagen.
Sinds zijn eindexamen HAVO in Amstelveen heeft Van Ommen zich op de verzekeringspraktijk gestort, in de wetenschap dat hij ooit zijn vader als directeur van het familiebedrijf op zou volgen.

In 1969 trad hij aan bij de Hollandsche Lloyd om 'het vak te leren'. Maar toen het personeelstekort in de jaren '70 groeide, haalde zijn vader hem naar zijn bedrijf waar hij zijn entree maakte als krullenjongen in het archief. Hij behaalde zijn vakdiploma's en leerde sneller typen dan de gemiddelde typiste, wat hem bij de komst van de eerste computer, een in de kelder van het bedrijf gekoesterde Datapoint 2200, onverwacht voordeel opleverde. Van Ommen: 'In die tijd, 1977, was de automatisering omhuld met een sciencefictionachtige mystiek. Mannen met witte jassen.'

Gegrepen als hij was door het fenomeen automatisering, liet hij zich in 1978 opleiden tot programmeur om de software zelf te kunnen ontwerpen. Achteraf bezien een gouden greep: 'De automatiseerder heeft een ander beroep dan de klant; ik heb gemerkt dat het moeilijk is voor IT-ers om zich ervan te vergewissen wat het beroep van de klant eigenlijk precies behelst. Daardoor is automatisering te vaak gericht op de verwerking van reeds bestaande producten, terwijl IT zou moeten worden toegepast om prognoses te maken en trends in kaart te brengen.' De automatisering, vindt Van Ommen, is vaak verworden tot een verlengstuk van de boekhouding. Beleidsbeslissingen worden veelal los van IT genomen, terwijl IT juist de basis van de besluitvorming zou moeten zijn. De meeste ondernemingen hebben dan ook geen automatiseerder in de directie opgenomen.'

Het feit dat de meeste computersystemen inadequaat zijn, heeft volgens Van Ommen een sterk negatieve invloed op de ontwikkeling van de verzekeringsbranche. 'Automatiseringspakketten van sommige grote verzekeraars zijn in geen jaren meer opgewaardeerd. Degenen die met het systeem vertrouwd zijn, zijn vertrokken en gefuseerde bedrijven blijven hardnekkig hun eigen systeem hanteren. Het komt regelmatig voor dat de ene afdeling heel andere software hanteert dan de andere, waardoor het overzicht ontbreekt. Geen wonder dat de administratieve performance van verzekeraars slecht scoort en dat men veel te laat op marktbewegingen reageert.' 'Productie is de laatste jaren bij verzekeraars het parool'

De heftige reactie van de herverzekeraars op de recente slechte marktontwikkelingen maakt volgens Van Ommen pijnlijk duidelijk hoezeer men overvallen is door een achterstand in het verkrijgen van accurate en recente gegevens. 'Daarnaast is de markt te zeer omzetgericht: Productie is de laatste jaren het blazoen. Kwaliteit lijkt daarbij een ondergeschikte rol te spelen.'

Ook de opheffing van de verzekeringsbeurs ziet Van Ommen als een teken aan de wand voor de branche. Een stap in de verkeerde richting vindt hij het, die eigenlijk al ingezet is met het vertrek uit de openbaar toegankelijke Beurs van Berlage. 'De gemeente Amsterdam heeft helaas uiteindelijk gelijk gekregen. Ze hebben ervoor gewaarschuwd dat een particuliere beurs het gevaar van sluiting met zich brengt. Dat is dus uitgekomen.'

De teloorgang van de beursvloer als openbare handelsplaats baart hem zorgen. 'De Verzekeringsbeurs is sinds 1611 een belangrijk punt van samenkomst waar verzekeraars en makelaars ad hoc verzekeringstechnische problemen, vaak door co-assurantie, oplossen. Dit is voor zakelijke klanten van cruciaal belang!' Inmiddels heeft Van Ommen zitting genomen in een werkgroep die op zoek is naar een alternatieve beurs om de co-assurantiemarkt te behouden.

Eenmaal op dreef constateert Van Ommen nog meer structurele problemen. 'De neiging om bij de verzekering tegen nationale calamiteiten per se een honderd-procents dekking te willen presenteren is ronduit slecht voor de consument. Omdat de gevolgen van calamiteiten en natuurrampen vaak moeilijk zijn in te schatten, worden zulke reële risico's in toenemende mate uitgesloten en blijven dus liggen op het bord van het potentiële slachtoffer.' Schadeloosstelling is in zijn ogen juist interessant als voorwaarde om verder te kunnen. Daarbij spelen de oorzaken en schuldvraag een secundaire rol.
'Wat moreel een wereld van verschil is, kan in de schadepraktijk op hetzelfde neerkomen. Het is voor de gedupeerde niet interessant of hij schade ondervindt van een terroristische aanslag of van een actie van Greenpeace. Net zomin als het ertoe doet of een schade wordt veroorzaakt door regionale regenval, door smeltwater uit de bergen, een orkaan of door bommen uit de Tweede Wereldoorlog die plotseling tot ontploffing komen .'

'Ik blijf betogen dat verzekeren altijd mogelijk is.'
Van Ommen, die zijn klanten niet direct maar via een netwerk van 2500 assurantieadviseurs bedient, introduceerde daarom in 1994 de Catastrofe Risico Polis, die een vast bedrag als maximum vergoeding dekt voor schade die door de meest uiteenlopende calamiteiten veroorzaakt kan worden, zelfs wanneer iemand door een verkeerd afgelopen medische ingreep blijvend invalide is geworden. Ook dat kan immers grote gevolgen voor diens functioneren hebben. 'Ik blijf betogen dat verzekeren altijd mogelijk is, mits de dekking beperkt is en er voldoende draagvlak bestaat.'

Zo heeft Van Ommen 'een hekel' aan bedrijfsongevallenverzekeringen die het risico dekken van blijvende invaliditeit of overlijden. Hij ziet een en ander liever in breder verband. 'Het maakt niet uit of je blind wordt door een oogziekte of doordat je tijdens het werk een schadelijke stof in je ogen hebt gekregen.' Hoe ver de verantwoordelijkheid van de werkgever strekt, is, vindt hij, niet alleen een wettelijk gegeven. 'Het heeft ook met verantwoord ondernemersschap te maken. Je voelt je als goed werkgever toch ook betrokken als de wet daar niet toe verplicht.'

Er wordt, meent Van Ommen, te weinig vanuit de belangen van de verzekerde geredeneerd. Ook de overheid maakt zich hieraan schuldig, bijvoorbeeld in het geval van de Wet Financiële Tegemoetkoming bij Rampen en Ongelukken, waar alleen tot uitkering wordt overgegaan als de ramp aan bepaalde criteria voldoet.
'De essentie van verzekeren is toch vooral zekerheid bieden en die is ver te zoeken wanneer het niet duidelijk wordt welke schade gedekt is en wanneer men de schadevergoeding tegemoet kan zien. Wetgeving ten behoeve van burgers die meer schade hebben geleden dan zij konden verzekeren zou een veel zinniger initiatief zijn.'


Nicoline Maarschalk Meijer

 

.